Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat alles wat wij zijn, ervaren, fantaseren en opwerpen onderdeel is van één systeem. Geestelijk hebben we de singulariteit rechtstreeks als bron; we kunnen bedenken wat we willen. Lichamelijk zijn we aanwezig in een al doorbroken singulariteit: de realiteit.
Net zoals de kosmos er op een bepaalde manier uitziet door parameters, hebben ook wij een referentie in ons: het DNA. Het DNA zorgt ervoor dat we niet alles hoeven te bedenken, omdat bepaalde dingen voorgeprogrammeerd zijn – zoals de impulsen om de basisbehoeften in te vullen.
Als we van het oneindig aantal mogelijkheden zouden moeten bedenken wat we moeten eten, waren we er al lang niet meer. Net zoals een elektron niet hoeft na te denken om zich aangetrokken te voelen tot een proton. Geestelijk hebben we, naast het gedeelte dat via een getrapte singulariteit als bron fungeert, ook een vrij gedeelte dat de singulariteit rechtstreeks als bron heeft. We kunnen bedenken wat we willen; creatie is een mooi voorbeeld hiervan. In de quantumtheorie, die de subatomaire deeltjes beschrijft, komt onzekerheid ook tot uiting. Sommige deeltjes nemen beslissingen die niet voortkomen uit eerder genomen beslissingen. Deze onzekerheid vormt de basis om de hersenen te kunnen ordenen naar believen in de vrije geest.
Wel moet worden opgemerkt dat een en ander in wisselwerking is met de DNA-geest. Het uiteenvallen in zuivere componenten levert slechts relatieve singulariteiten op en is vooral bedoeld om beide kanten – de grenzen van het systeem – aan te tonen. We kunnen derhalve niet uitsluitend in de vrije geest leven, want dat leidt tot het opwerpen van de ene paradoxcomponent en het afsluiten van de andere door gebrek aan referentie. Een cirkel dus: de vrije geest op zichzelf vormt een singulariteit.
Normaal gesproken is onze geest een wisselwerking tussen het DNA-gedeelte, dat ervoor zorgt dat we met beide benen op de grond blijven, en de vrije geest, waarin we nagenoeg ongelimiteerd kunnen fantaseren en dromen. In principe kunnen we met de vrije geest een oneindig aantal eindige ordeningen genereren uit de absolute singulariteit, maar door ons eindige leven bereiken we die oneindigheid niet – al is door de oneindige bron de uniekheid van ieder levend individu gegarandeerd! Alleen puur DNA-gericht handelen of juist uitsluitend in imaginaire werelden leven, resulteert in relatieve singulariteiten.
Met betrekking tot gevoel kan gezegd worden dat het DNA ervoor zorgt dat gevoelens optreden. Juist omdat de mens is ontstaan, heeft het DNA bij de meeste mensen een structuur die leidt tot een behoefte aan goedheid in plaats van haat. Anders zouden we er lang niet meer zijn geweest. Het feit dat we een prettig gevoel krijgen bij het vervullen van basisbehoeften is een mooi voorbeeld van DNA-bepaald gevoel. Dat gevoel stimuleert de nodige invulling om te leven en te zijn. In andere kosmossen zijn we uitgestorven omdat het DNA zich daar ongunstig heeft ontwikkeld en zich heeft uitgedrukt in een haatdragende samenleving die zichzelf elimineert.
De vrije geest kan alleen maar dingen opwerpen en deze vervolgens afsluiten met het tegenargument. Er is geen referentie om het aan af te meten, maar het DNA-bepaalde zekerheidsdeel doorbreekt dit, waardoor we niet blijven rondtollen, maar de drang voelen om bepaalde dingen te realiseren. Net zoals de kosmos er uitziet als een doorbreking van het oneindig aantal mogelijke kosmossen: de vrije geest kan niet op zichzelf bestaan, omdat dat een singulariteit inhoudt.
Het leven is dus een wisselwerking tussen vastgelegd gedrag door het DNA en onbepaald gedrag door de vrije geest, die kan bedenken wat hij wil. Net zoals in de natuurkunde niet alles beschrijfbaar is, maar er ook niets gezegd kan worden, geldt hetzelfde voor de mens: ieder systeem bevindt zich tussen totale zekerheid en onzekerheid.
Er kan derhalve niet gesteld worden dat het leven volkomen deterministisch is, zodat men geen eigen inbreng zou hebben, want dat impliceert een relatieve singulariteit – net als een volkomen indeterministisch leven. Ons zijn is op te splitsen in een DNA-bepaalde deterministische component en een indeterministische component: de vrije geest.
Over wat er voor en na ons eindige bestaan gebeurt, is niet zinnig te verwoorden, daar de link naar eventuele andere manieren van zijn via de singulariteit loopt. Het aantal mogelijkheden is oneindig, en iedere opgeworpen toestand is slechts een deelverzameling daarvan. Het is de absolute singulariteit waaruit elk systeem voortkomt en die als koppelingsfactor fungeert tussen verschillende systemen, waardoor het onmogelijk is een eindige definitie te geven van de onderlinge relaties tussen realiteiten.